De Tuinen van Weldadigheid heeft op dit moment 129 soorten peulvruchten in de collectie. “Bestaan er zóveel soorten bonen?!” was mijn eerste reactie. Als moestuin-leek viel ik van de ene verbazing in de andere toen ik als buurvrouw De Tuinen leerde kennen en hoorde van 100+ aardappelrassen, knoflooksoorten en peulvruchten in de collectie. Dat er wereldwijd blijkbaar duizenden bestaan blokkeerde ik maar gauw in mijn hoofd; de collectie van De Tuinen is indrukwekkend genoeg en iets om trots op te zijn. Dat is Lambert ook heus wel een beetje, blijkt als ik ‘m ‘interview’ voor dit artikel.
Hoe is Lamberts gekte begonnen?
Lamberts bonenpassie begon al vroeg. Als tiener had hij een vriend wiens vader betrokken was bij de afdeling moestuinen van de toen nog bestaande Dienst Landbouwvoorlichting. In de daarbij behorende proeftuin werden onder andere wat oude bonenrasjes gekweekt die Lambert eens als snoepjes in schaaltjes op de keukentafel zag staan. Na deze eerste kennismaking is Lambert later, in zijn eigen moestuinen, af en toe wat leuke bonen gaan telen. Nog weer later, eenmaal in Veenhuizen, vonden hij en partner Jolanda een bonenschatkamer: de zeecontainer van het initiatief dat een groentemuseum had moeten worden. Daarin zeker 20 soorten droogbonen, onder andere Bonties, de Soldatenboon en de Giethoornse weekschil. Na een paar jaar daarmee aan de slag geweest te zijn kreeg Lambert weer contact met oud-studiegenoot Jannes. Jannes’ passie voor aardappels en bonen is ongekend en heeft de peulvruchtencollectie van De Tuinen van Weldadigheid gemaakt tot wat die nu is.
Alle bonen zijn peulvruchten, maar niet alle peulvruchten zijn bonen
Peulen zijn vruchten die bij rijpheid opengaan aan beide zijden, het exclusieve kenmerk van de vlinderbloemenfamilie. De gewone boon, Phaseolus vulgaris, ook het grootste gedeelte van de collectie van De Tuinen van Weldadigheid, vormt een groot deel van de eetbare peulvruchten. Daaronder vallen onder andere de droogbonen, snijbonen en sperziebonen. Daarnaast zijn ook de tuinboon, pronkboon en sojaboon natuurlijk peulvruchten. Maar er zijn ook peulvruchten die we geen boon noemen, zoals erwt, linze, kousenband en pinda.
Wat termen die in onze webwinkel gebruikt worden:
- Stamboon: een struikboon, laag bij de grond groeiend.
- Stokboon: hoog groeiend rond stokken, ook wel windend genoemd (niet omdat je er winden van moet laten, hoewel dat natuurlijk wel van toepassing is).
- Droogbonen: een verzamelnaam voor soorten waarvan de bonen (dus eigenlijk de zaden) worden gegeten, niet de ‘schil’ (peul) waar ze in zitten. Je kunt ze drogen, lang bewaren en wellen wanneer je ze wilt eten.
- Snijbonen: lange, platte peulen die vers en geheel gegeten kunnen worden (maar meestal wel gesneden).
- Sperziebonen: wat compactere en rondere peulen die je ook vers en in z’n geheel eet.
Bonen worden al honderden jaren gegeten, maar in de eerste instantie alleen zonder ‘schil’, omdat die vaak hard en/of draderig was. Op een gegeven moment ontstond een aantal soorten met zachtere schil die als geheel gegeten konden worden. Net zoals asperges, waar het ‘sperzie’ in sperzieboon vandaan komt. Tot nog niet zo lang geleden bleven de randen van beide helften wel draderig tot medio vorige eeuw de draadloze sperzieboon werd gekweekt, voor Lambert een belangrijkere ontwikkeling dan draadloos bellen of internet.
Zaaien en oogsten
Meimaand is bonenmaand omdat het dan wat warmer begint te worden en de kans op nachtvorst nihil is. Bonen houden niet van nattigheid en kou.
Bij De Tuinen van Weldadigheid worden peulvruchten daarom vaak voorgezaaid. Dat doen ze overigens in potjes in de kas omdat onder andere duiven er gek op zijn. Daar kwam Lambert ooit eens achter toen er op een ochtend niets meer over was van 60 meter bonenplantjes dan heel veel pootafdrukken. Ook de eerste poging in de kas mislukte: na de ontdekking van een serie voorgezaaide potjes met vier lege gaatjes was de conclusie dat ook muizen van bonen houden. In de kas én op tafel dus, zoals op de foto. Voorzaaien heeft als bijkomend voordeel dat ze iets flexibeler zijn met de planning. De Tuinen heeft het druk met voorjaarsmarkten en ze zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van koeienmest en natuurlijk van de temperatuur. Met het één en ander voorgezaaid kun je het juiste moment makkelijker afwachten.
Idealiter gaan bonen aan het begin van een voorspelde warme week in mei de buitengrond in, dan hebben ze een sterke start. Als zo’n week niet komt kun je wachten tot juni.
Specifiek sperziebonen kun je zaaien tot ongeveer half juli omdat ze minder tijd nodig hebben omdat ze natuurlijk ‘onrijp’ geoogst worden; het gaat met name om de schil, niet om al ver ontwikkelde bonen. Dat wil zeggen dat je dus ook aan zaai- en oogstspreiding kunt doen. Vroege sperziebonen kunnen vaak al in juli geoogst worden, maar door laat te zaaien kun je ook in september nóg een oogst hebben.
Stamdroogbonen oogst je zodra de zaden rijp zijn, zodra van ongeveer tweederde van de plant de peulen geel worden. Van stambonen oogst De Tuinen de hele plant die dan in bosjes wordt gedroogd in de kas en de droogcel. De stokdroogbonen worden in verschillende rondes geoogst. Als ongeveer 10-15% van de soort klaar is om geoogst te worden doen ze dat; je wilt vóor zijn dat de bonen eruit vallen en die eerste oogst is meestal de mooiste. Een gedeelte van die eerste oogst wordt ook meestal weer door hen zelf gebruikt voor vermeerdering.
Overigens zijn er een paar bonenrassen die wél tegen een paar graden vorst kunnen, de zogenaamde ijsbonen (ze hebben er twee). Tuinbonen kunnen er nog beter tegen en die zou je zelfs al in november in een kas kunnen zaaien, afdekken bij strenge vorst en rond deze tijd al genieten van de eerste oogst.
Bonenzaden zijn een jaar of vier houdbaar, zowel om te eten als om te zaaien. Daardoor hoeft De Tuinen van Weldadigheid niet ieder jaar alle rassen in de collectie te zaaien voor vermeerdering: ze vermeerderen ieder seizoen ongeveer een kwart van de collectie plus een aantal populaire rassen.
De gewone boon is een zelfbestuiver en kruist niet met anderen. Daarvan kun je dus heel makkelijk meerdere rassen naast elkaar zetten. Voor bijvoorbeeld de tuinbonen en pronkbonen geldt dat niet: dat zijn kruisbestuivers en moeten minimaal 50 meter uit elkaar.
Bron van eiwit
Peulvruchten zijn een goede, rijke bron van plantaardig eiwit en werden in het verleden dan ook veel gegeten als vervanger voor vlees als dat schaars was of men zich dat niet kon veroorloven. Met de toenemende algemene welvaart werd vlees meer een vanzelfsprekendheid, maar peulvruchten zijn absoluut terug van nooit-helemaal-weggeweest. Als je om principiële, duurzame of financiële redenen geen of minder vlees en zuivel wil eten zijn peulvruchten een lekkere, vullende en gevarieerde go to. De erwt wint het met 80 gram eiwit per 100 gram product, sojabonen zijn een goede tweede met zo’n 36 gram eiwit per 100 gram. Overige bonen en linzen hebben 8 tot 10 gram eiwit per 100 gram.
Bonen en de toekomst
Als de warmere, drogere zomers doorzetten zullen kwekers zich daarop aan moeten passen. Lambert geeft daar sinds kort ook een lezing over: Tuinieren in een veranderend klimaat (scroll naar beneden).
Alle kousenbanden houden van warmte én zijn populair (de Red Noodle ging hard, die is al uitverkocht maar komt volgend seizoen natuurlijk weer). Het plan is om die qua aantallen uit te breiden. Kikkererwten en linzen worden van oudsher niet gekweekt in Nederland maar door klimaatveranderingen worden de mogelijkheden daarvoor beter. De Tuinen heeft al een paar jaar de Alpenlinze in de collectie, oorspronkelijk gekweekt op beschutte plekken in de Alpen. Lambert heeft een aantal kikkererwten en andere linzen om mee te experimenteren voor de toekomst.
Peulvruchten zijn stikstofbinders en passen daardoor perfect in teeltschema’s voor akker- en tuinbouwers. Daardoor kan veel minder kunstmest gebruikt worden waardoor de uitstoot van broeikasgassen ook vermindert.
De Tuinen van Weldadigheid is gestart met het aanleggen van een genenbank. Die is al aardig gevuld met onder andere veel peulvruchten van hen en Jannes, maar nog niet compleet. Lang niet alle peulvruchten zijn praktisch, interessant of commercieel genoeg voor hen om te kweken, maar het is waardevol om soorten te bewaren voor later.
Kopen?
De peulvruchtencollectie van De Tuinen van Weldadigheid vind je hier. Let op: ze verkopen dus alleen zaden, geen bonen voor consumptie. Nieuwe oogst wordt zo rond de jaarwisseling toegevoegd. Als je een seintje wilt krijgen wanneer de seizoensverkoop start kun je je inschrijven voor de nieuwsbrief, onderaan de website. Dat wil wel zeggen dat een aantal soorten op dit moment al is uitverkocht, maar die komen dus weer terug!
Keuzestress? Dan is het goed om je te bedenken wat je ermee wilt.
- Wil je ze lang kunnen bewaren om later te eten? Koop dan droogbonen.
- Wil je ze voor de sier? Koop dan droogbonen wiens zaden je het mooist vindt.
- Wil je vers de hele vrucht eten? Koop dan sperziebonen.
- Wil je die lekker snel kunnen wokken of bakken? Koop dan de Gele boterboon die veel sneller gaar is dan andere sperziebonen.
- Wil je bonensoep maken? Gebruik een mengsel van droogbonen, want sommige bonen koken kapot, zoals de Friese woudboon en de Groninger strogele, sommige niet, en sommige bonen zitten er weer tussenin. Dat is ideaal voor een soep met een lekkere structuur.
- Wil je boontjes in een salade doen? Koop bijvoorbeeld de Turtle bean: kleine, zwarte, heelblijvende boontjes die voor De Tuinen van Weldadigheid extra speciaal zijn vanwege hun logo.
- Wil de traditie in ere houden van sperziebonen aan draden rijgen, drogen en in de winter die kerstslinger weer weken en eten? Daarvoor werd van oudsher Heinrichs Riesen voor gebruikt. Die is op het moment van schrijven uitverkocht, maar andere sperziebonen zonder draad zijn hiervoor ook geschikt.
Lambert houdt zelf van spekbonen, grote, gevulde peulen waar je een flinke hap aan hebt.
(tekst en foto: Chantal van der Ende-Appel)